Mail van 27/05/2016 van Jan aan de familie Hertogen
Onderwerp: Bonneke en tante Paula, kleinkinderen van een Duitse immigrant

     

Beste broers en zussen, neefjes en nichten - Update 10/06/2017

Zoals reeds gemeld op de voorouderssite heeft de familie Hertogen een Duitse voorouder. Bonneke (Hortense Heinig) haar grootvader was een Duitse emigrant die in 1876 van Köthen Anhalt verhuisde naar Brussel. Op dat ogenblik woonden in Köthen twee horlogemakers, zo wist de stedelijke archivaris mevr. Knoff, van Köthen, en misschien was dat voldoende voor Gottfried Wilhelm Heinig om te emigreren, of was het om bij te scholen en te specialiseren zo vroeg ze zich af. Hij had zijn legerdienst in Magdeburg al voldaan, dat was dus geen reden van emigratie.

Zijn vader was een wolspinner en sigarenfabrikant, Gottfried Andreas Heinig die in Magdeburg geboren was en nadien, samen met hun vader Johann Jacob Heinig, verhuisde naar Köthen. Gottfried Andreas Heinig kreeg acht kinderen en de zesde was dus Gottfried Wilhelm Heinig die naar Brussel is geëmigreerd. Zijn grootvader was een kousenmaker uit Magdeburg, getrouwd met Sophie
Klauß die samen met z’n drie kinderen naar Köthen is verhuisd. Zie schema van de archivaris in Köthen in bijlage.

Gottfried Wilhem Heinig, de vader van Jean-Baptist Heinig, m’n grootvader, peter en de vader van Bonneke is in Brussel als vreemdeling toegekomen, en is tot z’n dood in 1918 in Laeken opgevolgd door de staatsveiligheid (Sûreté d’Etat) zoals alle andere vreemdelingen trouwens. Op het Rijksarchief in Brussel kan iedereen z’n dossier inkijken en fotoscannen, hetgeen ik enkele maanden geleden gedaan heb.

Zo kon ik de weg nagaan die Guillaume (zo liet Gottfried Wilhelm zich in Brussel noemen), gegaan is. Jean Baptist is de enige die met z’n vader mee op 12 plaatsen in Brussel gewoond heeft. Hieronder de weg die Guillaume Heinig gevolgd heeft, met telkens een volgnummer, en het adres:

 


Op het kaartje klikken voor een vergroting

 
Noot: een meer uitgebreide beschrijving van de "13 staties" van Guillaume Heinig in Brussel is beschreven in een mail aan broers en zussen van 01/03/2016. Daarin worden ook de '4 staties' van tante Marguerite" beschreven in een mail aan Luk, metekind van tante Marguerite.
 

Ook staat het adres van Antoinette Aerts vermeld waar Guillaume in 1879 mee in het huwelijk trad en die hem vier kinderen schonk waarvan de jongste Jean-Baptist was in 1884. Door haar huwelijk met ‘een Duitser’ werd ook Antoinette Aerts van Duitse nationaliteit, zo ging dat in die tijd, evenals de vier kinderen. Jean-Baptist werd dus als Duitse staatsburger geboren in 1884. Z’n moeder overleed evenwel al in 1885. In 1903 veranderde de wet op de nationaliteitsverwerving en de oudste (aanwezige) zoon kon bij eenvoudige verklaring Belg worden in 1903 (zoiets als de ‘snel-belg’ wet in 2000).

Jean Baptist Heinig trouwde in 1911 met Caroline Steens uit de rue Masui, die toen maar op enkele honderden meters van Jean Baptist woonde. Allicht ging hij  af en toe een pintje drinken in de afspanning Steens. In 1912 werd tante Paula geboren en in 1914 Hortense. Hun grootvader, de vader van Jean-Baptist, woonde toen op enkele honderden meters van de rue Masui in Laken, in de Harmoniestraat (na 1909) of in de Kerkeveldstraat in Laken (waar z’n vader in 1918 zou overlijden). Het ligt voor de hand dat de ganse familie Steens, Jean-Baptist uiteraard en z’n vrouw Caroline op de hoogte waren van de Duitse afkomst van deze familielijn.

De vraag stelt zich dan toch waarom deze Duitse afstamming niet alleen is verzwegen aan de kinderen Paula en Hortense, maar volledig is weggevaagd, vernietigd, dwz dat geen enkel spoor in documenten noch in verhalen is bewaard gebleven. Het enige wat wij weten, heeft tante Paula altijd gezegd, is dat Heinig ‘misschien’ een Duitse naam is, maar er is geen enkele foto, op 1 na, van de grootvader Guillaume overgebleven. De twee oudste kinderen werden op de boot gezet naar een oom in Amerika, omdat de nieuwe vrouw van Guillaume, zo was het verhaal dan aan Hortense en Paula verteld werd, maar twee kinderen wilde behouden. De naam van het 2de kind, kennen we zelfs niet. Uit de documenten van de burgerlijke stand blijkt het om Mathilde te gaan, die op de boot zou overleden zijn. Van de oudste, Guillaume volgens tante Paula, Leopold volgens de geboorteakte is enkel een foto bewaard die langs tante Marguerite, de zus van Jean Baptist is bezorgd. Voor de rest weten wij niets heeft tante Paula tot treurens toe herhaald. En we moeten dus aannemen dat Hortense en Paula volledig onwetend gehouden zijn over de Duitse afstamming van hun vader en grootvader. En de vraag stelt zich dan in alle scherpte, waarom?

Een professor van Gent, De Caestecker had m’n
BuG 321 on-line gelezen waarin ik ondermeer kort verslag deed van dit stukje familiegeschiedenis bij m’n bezoek aan Köthen, waarbij ik nota bene overnacht heb in het huis waar m’n overgrootvader gewoond heeft toen hij vertrok en dat nu een hotel-restaurant. Hij stuurde me twee door hem geschreven artikels op, die ik ook in bijlage voeg.


Lachsfang 2, Köthen, 3de huisje links.
 

In het jaarlijkse familieWE met Pinksteren, dat doorging inVorselaar, de geboorteplaats van m’n overgrootmoeder Marie Leysen, heb ik de tijd genomen om deze twee artikels door te nemen en zo de redenen te kennen waarom Bonneke en tante Paula onwetend gelaten zijn door een familie die oordeelde dat dit het beste voor iedereen was. Artikel 1 (in het Nederlands), Artikel 2 (in het Engels).

Ik vind het een erg triest verhaal, met een hoge graad van dramatiek en de moeilijke acceptatie het nooit echt te zullen weten.

Op 1 augustus 1914 wordt Jean-Baptist Heinig, Belg geworden in 1903 en dienstplichtig Belgisch militair, opgeroepen uit de kazerne van Schaarbeek om België te verdedigen. In april 1914 was z’n vader al opgeroepen door de gemeente Laken om hem een voorlopige verblijfsvergunning te geven, samen met z’n zoon Jean Baptist en z’n kinderen, geboren in 1912 en 1914 (zo staat het er, ook al was Hortense toen nog niet geboren). Op de betalingsfiche van het leger staat vermeldt dat Jean-Baptist geïnterneerd werd in Nederland van september 1914 tot mei 1915. Uit het onderzoek van Decaesstecker blijkt dat begin van augustus bij de oorlogsverrichtingen 1914 ook de Duitse staatsburgers hun kinderen, ook al waren ze Belg geworden, naar Nederland werden gevoerd en geïnterneerd, Nederland was toen een neutraal land, en de militairen moesten er hun wapens afgeven en in kampen verblijven. Jean-Baptist werd als militair geïnterneerd en z'n vader en z'n zus Marguerite werden niet naar Nederland gevoerd. Marguerite was getrouwd met François Arcoulin en zou zo de Belgische nationaliteit verwerven. Jean Baptist zou in 1915 z'n schoonbreor François Arcloulin terug zien in Alten Grabow waar ze beiden krijgsgevangen waren.

Na het einde van de oorlog  werden de maatregelen tegen de ‘Duitse’ inwoners van België en hun nageslacht verstrengd. Het ging dan in feite om een ‘etnische zuivering’ van ‘inferior Belgians’. Zoals na WO2 massaal gebeurde met 12 miljoen Duitsers in andere landen, ook wie er al eeuwen woonde, werden Duitsers en hun nakomelingen ook in België verzameld (Adinkerke) en eerst naar Nederland gedeporteerd in treinen om daar af te wachten om naar Duitsland teruggevoerd te worden. Ook Belg geworden Duitsers, en zelfs Duitse nakomelingen die Belgische legerdienst gedaan hadden, kwamen voor deportatie en ontheming in aanmerking. Vooral de conservatieve partijen wilden deze zuivering, ook al probeerde de socialist Henri van de Velde uitzonderingen te verkrijgen, bv voor Duitse nonnetjes in  Belgische scholen.

Maar Caroline Steens, haar familie, en ook de vader van Jean-Baptist zullen vooral ingezeten hebben met het lot van Jean-Baptist. In mei 1915 beslist Jean-Baptist om het interneringskamp in Nederland  te ontvluchten en door de elektrische afsluiting, op levensgevaar, naar Brussel terug te keren om bij z’n gezin te zijn. Dat lukt  gedurende drie maanden tot hij, volgens zeggen van tante Paula en Bonneke, in september 1915 wordt  opgepakt op de tram en door de Duitse bezetter naar Alten Grabow gevoerd waar hij tot november 1918 krijgevangene is maar pas in februari de toezegging krijgt om terug naar huis te gaan.

In Alten Grabow vind Jean-Baptiste dus François Arcoulin, z’n schoonbroer terug, getrouwd met z’n zus Marguerite die ook in de dossiers van de Staatsveiligheid opduikt omdat haar kindje Gustave op 21/07/1904 vroegtijdig overleden is. Gustave was drie maanden oud en Marguerite was ongehuwde moeder en bloemiste . Op 6/02/1906 trouwt Marguerite Heinig met François Arcoulin,  hoofdkleermaker bij De Stroper in Brussel. Op de trouwakte staat dat Maarguerite Heinig nog altijd in Köthen, Lachsfang 2  gedomicilieerd is en in Laken een verblijfsadres heeft. Na haar trouw neemt zijn de nationaliteit over van haar man en verdwijnt ze uit de dossiers van de Staatsveiligheid.

Jean-Baptist is dus krijgsgevangen Belgische militair en het is al verwonderlijk dat hij na de oorlog die op 11/11/1918 is geëindigd pas op 19/02/1919 naar Brussel terugkeert, Hortense is dan 4 jaar en 10 maanden, tante Paula 6 jaar en 2 maanden.

Is tegen het einde van de oorlog, vooruitziend op de uitwijzing van Duitsers en Duitse nakomelingen, door de familie Heinig/Steens beslist om de Duitse afstamming te verzwijgen en uit te wissen om zo de uitwijzing en ontheemding, ondermeer van de kindjes Hortense en Paula, te voorkomen of althans het risico daarop zo klein mogelijk te houde? Is dat de eerste boodschap die Jean Baptist ontvangen heeft bij zijn terugkeer uit Duitsland na 5 jaar gevangenschap. Is dat ook z’n groot verdriet geweest?

Was Jean-Baptist toen, begin 1919 al op de hoogte van het overlijden van z’n vader Guillaume Heinig op 8 februari 1918 die dan woonde in de Kerkeveldstraat 32 in Laken op enkele honderden meter van z’n vrouw en twee kleinkinderen?

Guillaume Heinig was 67 jaar toen hij overleed. Z’n overlijdensakte werd ondertekend door Albert Beerden, mecanicien en Anton Van Nieuwenhuyse, sleutelmaker, dus niet door z’n dochter Marguerite of iemand van z’n eigen schoonfamilie Aerts uit Meldert, die nochtans op z’n huwelijk waren, noch door de schoonfamilie van z’n zoon Jean Baptist uit de rue Masui.

Misschien kan volgend uittreksel uit het artikel van Frank Caestecker en Antoon Vrints, The National Mobolization of German Immigrants and their Descendants in Belgium, 1870-1920, Uit Chapter 6, blz 138 duidelijkheid brengen of de context schetsen, ik vertaal: “In december 1917 decreteerde de gouverneur-generaal in België dat iedereen van Duitse afkomst  … zich moesten melden bij het Pasbureau in hun gemeente in de vier weken na 13 januari 1918… Al deze mensen van Duitse oorsprong moesten hun verplaatsingen melden bij de Duitse overheid.” (Bekantmachung Generalgouverneur in Belgien, 13 december 1917, Gezests-und Verordnungsblatt für Flandern, nr. 2, 5 january 1918).

Het was m’n vraag of het overlijden van Guillaume Heinig binnen de 28 dagen viel nadat het voormelde decreet vanaf 13 januari 1918 in werking trad om zich te melden. Elkeen van Duitse afkomst moest zich dus aanbieden voor 9 februari 1918. Welnu, Guillaume Heinig overleed op 8 februari 1918 om 5h in de ochtend in de Kerkeveldstraat 32 in Laken, op enkele honderden meters van de rue Massui waar op dat moment z’n schoondochter Caroline Steens samen met Hortense 3 jaar en Paula 5 jaar woonde. Was z’n dochter Marguerite aanwezig bij z’n overlijden, was er wel iemand op z’n begrafenis, hebben Bonneke en Tante Paula dit obverlijden op een of andere manier geweten, het was ten slotte hun grootvader. Of is Guillaume Heinig ‘stilletjes’ verdwenen op z’n 67 jaar, als verzet tegen de Duitse bezetter waarvan hij de richtlijnen niet wenste op te volgen, ook om z’n kinderen en kleinkinderen niet te compromitteren en ze op die manier te beschermen, door zichzelf uit wissen. Heeft hij zijn kleinkinderen nog gezien na 4 augustus 1914, de inval van de Duitsers, en daarvoor? En dat terwijl z’n zoon Jean-Baptist al 4 jaar krijgsgevangen was in Alten Grabow, op 70 km van z’n geboorteplaats Köthen. Wanneer is het teveel voor iemand? En heeft het niet de betekenis van een ultieme verzetsdaad, die er ook moest toe leiden dat z’n kind en vooral kleinkinderen van leed bespaard zouden blijven. En mag hem geen eer bewezen, misschien op 8 februari 2018, in Café Maes, tien meter om de hoek waar hij 100 jaar geleden overleden is, met een sobere koffietafel, 100 jaar da datum?.

Zaak is dat na de oorlog duizenden Duitsers, van nationaliteit en van afkomst, ook die in het Belgische leger gediend hadden, gedeporteerd werden naar Duitsland. Na WO2  zijn er 12 miljoen Duitsers die al decennia en eeuwen in andere landen woonden ‘ontheemd’.

Is Guillaume Heinig, al of niet als deel van een ‘familiale’ beslissing ‘ gestorven/verdwenen, en is de geschiedenis van de Duitse afkomst van Hortense en Paula ‘uitgewist’ om te voorkomen dat Jean-Baptist, Caroline en hun kinderen naar Duitsland zouden worden uitgewezen, of voorwerp zouden worden van de manifeste anti-Duitse gevoelens die zich ook richtten naar wie loyaal als Belg al decennia in België woonde. Maar waarom moest dit stilzwijgengeneratielang bewaard blijven. De tweede wereldoorlog heeft er allicht ook geen goed aan gedaan, en de Duits afkomst zou allicht niet niet goed gelegen hebben bij de toekomstige schoonfamilie in Riemst. Ik heb niet meer de gelegenheid gehad het aan Tante Trui te vragen.
 
En wat moet Jean-Baptist Heinig gedacht hebben toen Hortense, z’n dochter’ hem haar lief voorstelde, Robert Hertogen, nog onder de Duitse bezetting, en dat Robert hem sprak over Joséphine Charlotte die op bezoek gekomen was in de Kajotterscentrale en dat Robert de ‘clandestiene’ organisatie van de KAJ in Duitsland mee stuurde, die haar hoofdzetel had in Magdeburg, waar de grootouders van Jean Baptist van afkomstig waren.

Het zwijgen van de familie Heinig (en Hertogen) was totaal, en persoonlijk kan ik me moeilijk voorstellen dat Bobonne en tante Paula hiervan op de hoogte waren zonder dat zij hierover ook maar iets zouden gezegd hebben.

In de decennia na WO1 en ook na WO2 is deze ‘omerta’, dit zwijgen nooit doorbroken. En dit voel ik toch aan als een groot tekort, dat vooral uiterst zwaar moet gewogen hebben voor m’n grootvader en peter, Jean Baptist Heinig. Hij zal er op gestaan hebben dat minsten een foto van z’n vader in het familiealbum bewaard werd, ook al mocht verder niets over hem gezegd worden.
 


     Gottfried Wilhem (Guillaume) Heinig


Maar zodus, de Duitse afkomst van de familie Hertogen staat buiten kijf en dat te weten is een meerwaarde. Het geeft geen verantwoordelijkheid voor wat dan ook wat Duitsland in de geschiedenis voor andere volkeren betekende, het geeft wel betrokkenheid.

Als ooit achterkleinkinderen van Bobonne geschiedenis gaan studeren of Germaanse, wil ik hen graag wegwijs maken in dit stukje familiale geschiedenis, en ook elke andere die nog met vragen of emoties blijft zitten. Mij is het alleszins ook emotioneel een beetje in de kleren gekropen, zeker als het oogpunt wordt ingenomen van Guillaume en z’n zoon Jean Baptist.

Dat Ilyan toch een beetje naamdrager is van zijn grootvader, Jan en dat mijn grootvader Jean-Baptist heet en de overgrootvader van Jean-Baptist, geboren in de 1771, in de 18de eeuw dus Johann heette, geeft aan dat langs de voornamen drie eeuwen kunnen overbrugd worden. 24/06 is niet alleen daarom een datum om te onthouden, dag dat Bonneke altijd opbelde om de naamdag van haar vader te herinneren, hij is tevens m’n alias op youtube, jeanbaptiste2406,zie https://www.youtube.com/user/jeanbaptiste2406/videos?view=0&sort=dd&shelf_id=0  waar ondermeer ook NENA en de Sneeuman is gepubliceerd.

 Met vriendelijke groeten,

 Jan